Begrijpend lezen

1. Nieuwslezer

Lezen als een nieuwslezer zorgt ervoor dat je kind begrijpt wat het leest. Je houdt rekening met leestekens en je leest met een gepaste intonatie. Je oefent je geheugen voor woorden en zinnen.

  • Je leest een zin of een stuk van een zin in stilte.
  • Je kijkt de luisteraar aan en zegt de zin op uit je geheugen - je vertelt met dezelfde woorden wat er stond.
  • Je leest de volgende zin stil.
  • Je zegt luidop wat er staat zonder naar de tekst te kijken.
  • De volwassene verbetert slechts als hij niet begrijpt wat het kind vertelt. Als het kind woorden vervangt door woorden die passen, laat je het zo.

Waarom van buiten of uit je geheugen zeggen?

  • Je oefent je geheugen voor woorden en zinnen.
  • Je krijgt meer aandacht voor de inhoud, voor wat je leest.
  • Je leert letten op leestekens (punten en komma's) en verbindingswoorden (en, maar, want, omdat, of, …).

2. Beeldend lezen

  • Je leest het verhaal.
  • Je stopt na elke alinea en maakt een tekening van wat je gelezen hebt.

Waarom het verhaal tekenen?

Sommige kinderen maken vanzelf beelden terwijl ze lezen. Ze kijken als het ware naar een film. Door een tekening te maken van de tekst krijg je een visuele voorstelling van het verhaal, krijg je aandacht voor de inhoud en voor wat je leest.


3. Wie? Wat? Waar? Wanneer?

  • Je leest een paragraaf en antwoordt telkens op de vragen wie, wat, waar en wanneer.
  • Doe dit bij elke alinea.

Waarom deze vragen beantwoorden?

  • Op deze manier haal je de kern uit een tekst. De minder relevante gegevens hoef je niet in je geheugen op te slaan.
  • Je weet wat er in de tekst staat en je kunt vragen over de tekst beantwoorden.
  • Bv. wanneer leidt tot antwoorden als 's morgens, in deze tijd, in de herfst want er zijn paddenstoelen, ...